't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Treinramp tussen Broekhuizen en Koekange in 1888

door Aaltienus Buiter

In de 11e jaargang nr. 2 van 't Olde Karspel heb ik geschreven over de in 1870 aangelegde spoorlijn door Koekange. In dat stukje werd ook melding gemaakt van de beveiliging van de toen nog enkele spoorbaan en de vele overwegen die er waren, meestal ten behoeve van de landbouw. Op deze overwegen zijn veel ongevallen, veelal met dodelijke afloop gebeurd. Dat er vlakbij Koekange ook een treinbotsing tussen twee treinen heeft plaatsgehad, was mij toen nog niet bekend.

De botsing
Het was een heldere winteravond, die 3e januari 1888. De volle maan bescheen de besneeuwde velden rond het station Broekhuizen.
Een kreet van ontsteltenis klonk er echter om half tien, uit de mond van de haltechef Wolters op het station te Broekhuizen, toen hij de trein uit Meppel voor zich langs zag rijden en na een paar honderd meter met een daverend klap in botsing zag komen met de trein komend uit de richting Koekange.
Hoe kon dat gebeuren? Op de toen nog enkele spoorbaan moesten de treinen, om elkaar te kunnen passeren, op elkaar wachten op de passeerstroken die er bij de stations waren. Tussen Meppel en Hoogeveen waren toen maar liefst 3 stations. Het eerste was station Ruinerwold, bij de spoorwegovergang in Broekhuizen. Het tweede station was Koekange aan de Stationsweg in Koekange en het derde was station Echten, bij de spoorwegovergang te Echten.
Beide treinen, de ene komend van Groningen de andere vanaf Zwolle, hadden vertraging. Ze hadden elkaar volgens de dienstregeling moeten passeren bij station Echten. Omdat de trein uit de richting Zwolle er nog niet was, kreeg de andere trein toestemming door te rijden naar Koekange. Ook daar was nog geen bericht van de Zwolse trein, dus moest de passage plaats vinden bij Broekhuizen.
De machinist van der Linden, die met 25 minuten vertraging uit Zwolle was vertrokken, in Meppel was gestopt en vandaar weer vertrokken, kreeg vlak voor Broekhuizen een onveilig sein. Een teken voor hem dat hij daar moest stoppen voor het passeren van de andere trein. Machinist van der Linden heeft blijkbaar niet goed opgelet en is niet gestopt voor het onveilige sein.
Ooggetuigen hebben later verklaard dat de machinist, voor hij in Zwolle op de trein stapte, zeker vier borrels had genuttigd en de drankfles had meegenomen in de trein. Hij bestuurde dus de trein in benevelde toestand.
De haltechef Wolters had een paar minuten eerder pas bericht ontvangen uit Meppel dat de trein daar vertrokken was en had het sein voor deze trein op onveilig gezet. Toen hij de trein zag naderen en het hem toe leek dat deze geen aanstalten maakte om te stoppen, heeft hij nog met seinlampen getracht de machinist tot stoppen te bewegen, doch zonder resultaat: hij moest machteloos toezien dat de trein verder reed. Een paar honderd meter voorbij het station boorden de beide treinen zich in elkaar. Het was een grote ravage die de toegesnelde haltechef en zijn huisgenoten zagen. De Leeuwarder Courant beschreef het als volgt: "… een vreselijk toneel vertoonde zich aan hunne ogen; de twee zwarte monsters waren in elkaar gedrongen. Donkere brokstukken lagen verspreid over het lijkkleed, waarmede de aarde bedekt scheen, een afgrijselijk gekerm en hulpgeschrei weerklonk door de stilte van de nacht".

Slachtoffers
Door de haltechef Wolters werd naar alle kanten toe om hulp geseind. Al heel spoedig kwamen er met een trein vanuit Meppel hulptroepen, waaronder 4 doktoren, een student in de medicijnen en een paar apothekers, naar de rampplek toe. Uit de enorme ravage van de geheel vernielde locomotieven en verschillende vernielde rijtuigen, moesten de gewonden bevrijd en de doden geborgen worden. Het bleek dat de machinist van der Linden, hoofdconducteur Baring en conducteur Rozenberg op slag dood waren geweest. Verder waren er 12 gewonden waarvan sommige ernstig. De stoker/leerling-machinist Timmer en de conducteurs Sprenger en de Jong waren zwaargewond en hadden vele brandwonden, veroorzaakt door kokend water uit de gesprongen ketel van een der locomotieven. Het bevrijden van de gewonden uit de brokstukken vergde vele uren. Gelukkig waren er ook verscheidene passagiers die er zonder kleerscheuren vanaf waren gekomen. De Leeuwarder Courant schreef hierover: "… dat er allerlei geruchten omtrent de vreselijke gevolgen van de botsing waren. Maar bij onderzoek is gebleken dat de berichten, gelijk gewoonlijk, zeer overdreven waren. Intussen zijn de gevolgen nog erg genoeg." En dan volgt de opsomming van doden en gewonden. De krant heeft gelijk als ze schrijft dat het allemaal veel erger had gekund, maar om te suggereren dat het allemaal wel meevalt …

Uitkeringen en beloningen
Door de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen werden na de ramp verschillende uitkeringen gedaan aan slachtoffers en nabestaanden.
Zo werd aan de weduwe Baring (vrouw van de omgekomen hoofdconducteur) gedurende haar leven een vergoeding van ƒ 540,- per jaar toegekend.
Verder ontving zij ƒ 75,- voor eerste ondersteuning en vergoeding van de begrafeniskosten.
De conducteurs T. Sprenger uit Nieuweschans en E. de Jong uit Meppel werden beide gepensioneerd wegens arbeidsongeschiktheid tengevolge van het ongeval. Hun beiden werd ook een uitkering van ƒ 572,- per jaar toegekend.
De haltechef Wolters kreeg ƒ 25,- beloning voor zijn kordate houding, hulpvaardig optreden en trouwe dienst bewezen bij het droevige ongeval.
Ook de Koekanger stationschef S.J. Prins en arbeider/telegrafist G. Kors erkenden de spoorwegen bijzondere dank te zijn verschuldigd wegens buitengewone krachtsinspanning en ijverige plichtsvervulling. Die hadden eraan bijgedragen dat de gevolgen van het ongeval zoveel mogelijk werden beperkt. Welke beloning zij gekregen hebben en wat ze precies gedaan hebben, wordt niet vermeld.

Latere rechtszaken
Vier jaar later, op 27 januari 1892, diende voor de rechtbank in Utrecht nog een zaak van een zwaargewonde passagier, handelsman K. uit Groningen. Deze claimde bij de spoorwegen maar liefst ƒ 25.000,- wegens gederfde en nog te derven inkomsten. De spoorwegmaatschappij vond ƒ 6.400,- verdeeld over 6 jaar voldoende. Ze was in de veronderstelling dat K. zijn werkzaamheden in de toekomst wel volledig zou kunnen verrichten. Dit werd door K. betwist. De rechtbank stelde hem in het gelijk en veroordeelde de spoorwegen tot levenslange betaling van ƒ 1.000,- per jaar aan K.
Acht jaar later stelde de weduwe van de omgekomen machinist van der Linden een eis tot schadevergoeding in bij de spoorwegen.
De spoorwegmaatschappij was van mening daartoe niet verplicht te zijn, omdat naar haar oordeel van der Linden door plichtsverzuim het ongeval veroorzaakt had. De rechtbank legde de spoorwegen op om met bewijzen daarvoor te komen. Hoe dat is afgelopen, kon niet worden achterhaald.

Bron: archief Leeuwarder Courant

Ramplied
Op deze gebeurtenis werd, zoals in die tijd gebruikelijk was, een lied gemaakt. Door wie het is geschreven, is niet bekend. Hieronder de maar liefst 17 coupletten:

O, welk een schrikkelijke kreet
Wordt weer in 't land vernomen.
Heel Drenthe is nog in dit uur
Niet van de schrik bekomen.

Een spoorwegongeluk, zo wreed,
Als haast nog nooit gebeurde,
Als nimmer nog het mensschenhart
Met wreeder pijn verscheurde.

Te Ruinerwold, bij Meppel, ziet
Men 't bloed nog op de wegen.
Daar wordt een hartverscheurend nieuws
Uit ieders mond verkregen.

De sneltrein die van Meppel kwam
Vloog bliksemsnel daarhenen,
De trein uit Groningen rolt voort …,
En 't onheil is verschenen.

Bij Ruinerwold, daar hoorde men
Een hartverscheurend kermen,
O, God, wil in Uw gena,
Toch over hen ontfermen!

De chef, hij had vergeefs gewenkt,
Men vloog de dood in 'd armen.
De wreede dood, helaas, hij kent
Geen melij noch erbarmen.

Het lijk van Baring, Rozenberg,
Twee conducteuren, hemel!
Men vond hen gansch onkenbaar ach,
Bij 't bang doorheengewemel.

En van der Linden, machinist,
De dood nam ook zijn leven;
Een wraakengel scheen dat uur
Bij Ruinerwold te zweven.

O, Timmer ligt in 't ziekenhuis,
Zoo'n lot moest ook Sprenger derven,
O, dat hun arme ziele toch,
De hemel mag beërven.

Een rechter die uit Assen kwam,
Zag bei zijn benen breken.
En 'n zoon eens eerlijken rechters bleef
In 't krakend houtwerk steken.

Zoo ging 't heel de lange rij
Van wagens, bloed en tranen.
Een groote, diepe wanhoopszucht
Kwam zich een uitweg banen.

Hoor, hoor! Hoe aak'lig klinkt die kreet.
Hoor hoe de boezems hijgen,
Hier moet de wufte wereldtaal,
Hier moet de spotter zwijgen.

Hier maait de dood zijn offers neer
En oud en jong zij sterven;
Wie hunner zal een zalig lot
Aan gindsche zij beërven?

Zij trokken vrolijk stadwaarts af ,
En dachten aan geen lijden,
De ruime wereld schenkt, helaas,
Aan velen schijn-verblijden.

De schade van dit wreed geval
Wordt op vijf ton gerekend,
Maar hoeveel harten zijn, helaas,
Aan snerpend leed geketend?

O, dat een ieder toch zijn ziel,
Wat meer aan God mocht wijden,
Trof hem dan ook zoo'n ongeluk,
Welnu, hem wacht verblijden.

Dit ongeluk bloed lange na,
Men zal er lang van spreken,
Tot aan de dood zal 't menigeen
Aan tranen niet ontbreken.
Noot: Met de rechter uit Assen werd bedoeld Mr. Oostingh van de Arr. Rechtbank
aldaar,

Met dank aan: Jantje Hazelaar, Jan Steenbergen en Herman Veneman.


*****