't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Een historische wandeling door het Reestdal (deel 1)


door Hendrik Veeningen


Over de rivier de Reest is in de loop der jaren al heel veel geschreven, soms in verhalen die vaak hun oorsprong vinden in de vele mythen en sagen die in het Reestdal van generatie op generatie werden doorverteld.
Ook zijn er een aantal wetenschappelijke boeken geschreven; die gaan vooral over de bijzondere flora en fauna die we in dit gebied tegenkomen.
De Reest is in Drenthe een van de weinige originele rivieren, niet aangetast door ingrijpen van de mens.
Er zijn vaak plannen geweest om tot kanalisatie over te gaan, maar het is er nooit van gekomen. Dit heeft met name te maken met het feit dat de rivier tevens grensrivier is tussen Drenthe en Overijssel; op ambtelijk vlak was men het niet altijd met elkaar eens, waardoor de plannen altijd in de bureaula zijn blijven liggen.
Zodoende meandert zij nog steeds door het landschap en gelukkig zien ook de originele bewoners veel vaker dan vroeger de schoonheid hiervan in.
In dit artikel wil ik u het een en ander vertellen over het dagelijkse leven, zoals dit zich in het Reestdal zo ongeveer 50 jaar geleden afspeelde.
Ik ben geen romanschrijver en ook geen historicus, maar ik ben wel in het Reestdal op een boerderij geboren en getogen, dus wat ik ervan weet, heb ik uit de eerste hand.
Allereerst iets over het ontstaan van het Reestlandschap. Hiervoor put ik vooral uit de lessen bodemkunde die ik destijds heb gehad op de Rijks Middelbare Landbouwschool te Meppel.
De Reest is ontstaan doordat enorme hoeveelheden smeltwater vrijkwamen van de laatste ijskap, die over ons gebied lag. (Ook toen al kende men veranderingen in het klimaat…) Door de gigantische hoeveelheden water werd met enorme kracht een rivierbedding in de grond uitgeschuurd. Deze ijskap was ook de begrenzing van de laatste ijstijd in ons land; bewijs daarvan zijn de vaak grote hoeveelheden veldkeien die voorkomen aan de Drentse kant van de Reest. Deze stenen waren meegevoerd door de ijsmassa's vanuit de Scandinavische landen. Ten zuiden van de Reest treffen we deze keien niet aan, dit tot grote vreugde van met name de akkerbouwers, want bij het aardappelrooien kwamen in het Drentse soms net zoveel stenen als aardappelen naar boven! Onnodig te zeggen dat de machines hiervan erg te lijden hadden.
Op sommige plaatsen is de oorspronkelijke rivierbedding wel enkele honderden meters breed geweest, terwijl plaatselijk diepten van enkele tientallen meters zijn gemeten.
Toen de hoeveelheid smeltwater afnam, is ook geleidelijk aan de omvang van de rivier afgenomen, mede door duinvorming aan weerszijden, ontstaan door verstuiving van zand uit de toentertijd droogliggende Noordzee. Dit duinlandschap is nog steeds heel goed waarneembaar in het landschap.
De rivier die hierna overbleef, was nog steeds van behoorlijk kaliber en moet ongeveer de breedte hebben gehad van het huidige laagland langs de Reest. Dit laagland is in de loop der eeuwen steeds verder aangegroeid en verdicht tot de huidige afmetingen.
Onderzoek heeft aangetoond dat het Reestdal pas in de late Middeleeuwen permanent bewoond is geraakt. Men kon dit vooral zien aan het vrijwel ontbreken van prehistorische vondsten in de bodem.
Aanvankelijk was het gebied te klein en te geïsoleerd om er leefgemeenschappen te stichten die voldoende levensvatbaar waren. Men moet daarbij bedenken dat enkel de zandkoppen langs de rivier bewoonbaar waren, terwijl het Reestland diende als leverancier van voedsel voor het vee. De rest van het achterland was door toenemende veenvorming moerassig en onbewoonbaar; het werd ook wel "onland" genoemd: daar kwam je niet!
Geleidelijk aan kreeg men steeds meer de beschikking over eenvoudige werktuigen en hulpmiddelen om de grond te bewerken en zo ontstonden er enkele kernen van boerenerven. Nog steeds is een aantal van deze kernen vrijwel net zo groot als in de tijd dat ze ontstonden. Denk maar aan buurtschappen als Rabbinge, Den Kaat, Den Huizen, de Pieperij en, verder stroomafwaarts, Dunningen, Havikshorst, enz.
Alleen het dorp de Wijk - en in mindere mate IJhorst - heeft een grotere ontwikkeling doorgemaakt, vooral door de vestiging van toeleverende en dienstverlenende bedrijven.
Opvallend is dat de boerderijen in het Reestdal, gezien vanaf de bron bij Lutten, gaandeweg steeds groter en welvarender worden: hoe dichter naar Meppel, hoe groter en voornamer de boerenerven. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat Meppel als haven en handelsplaats een belangrijke rol speelde in de afvoer van agrarische producten en omgekeerd in de aanvoer van met name meststoffen. In dit verband is het bekend dat er stratendrek vanuit Kampen werd aangevoerd en gelost in IJhorst, waar de boeren het gebruikten als mest voor de landerijen. Deze mest werd, over de Reest, aangevoerd met platbodemschepen.
De Reest was zelf ook een belangrijke leverancier van - een ander soort - natuurlijke mest. Zij overspoelde namelijk elke winter haar oevers rijkelijk met voedselrijk water dat op het land bezonk. Door de aanwezigheid van meegevoerde veendeeltjes had en heeft het water altijd een bruine troebele kleur. Dit effect wordt nog versterkt door het hoge ijzergehalte. 's Zomers was de rivier vaak een onbetekenend stroompje, terwijl zij 's winters woest kon kolken. Dit gebeurde soms ook in de zomermaanden, bij extreme regenval, tot groot verdriet van de boeren, die meer dan eens moesten toezien dat hun kostbare hooioogst verloren ging in het hoge water!
Vroeger was het Reestland uitsluitend in gebruik als hooiland. Minimaal 2 keer in de zomer werd het gras gemaaid, en door de zon gedroogd tot hooi. Dat hooi had een hele speciale geur, die ik mij na zoveel jaren nog prima voor de geest kan halen.
De kwaliteit van hooi uit het Reestdal werd alom geprezen. Er waren dierenartsen die hun klanten voorschreven om juist dit hooi aan het vee te voeren, omdat het door de vele speciale kruiden een geneeskrachtige werking had.
In het grasland komen vrijwel geen afrasteringen voor. Dat is ook niet nodig, om de simpele reden dat er vrijwel geen beweiding plaats vindt. Immers, vanwege de drassige bodem zou het vee vrijwel alle gras stuktrappen. Die drassigheid speelde de boeren ook vaak parten bij het bewerken van het land. Zo werden de voeten van de paarden die de maaimachine moesten trekken, eerst voorzien van speciale klompen, opdat ze minder snel door de drassige bodem zouden zakken. Vaak was het zó drassig, dat het werk vrijwel helemaal met de hand moest gebeuren. Ik kan mij herinneren dat de hele familie werd ingezet om te helpen bij het keren en schudden. Tegen de avond moest alles in zogeheten oppers (hoopjes) gezet zijn, zeker als er regen dreigde. Doordat het gras in oppers stond, werd het weliswaar minder nat bij regen en bij dauw, maar de volgende ochtend als de zon weer scheen, moest alles wel weer verspreid worden over het land om het verder te laten drogen. Dit patroon moest soms meerdere dagen achter elkaar worden herhaald. Soms was het hooi bijna droog en kwam het land door plotseling overvloedige regenval blank te staanen dreven de oppers weg. Met draagstokken werd dan getracht om te redden wat er te redden viel, maar meestal was de oogst, tot stand gekomen met veel handwerk, in één klap vernietigd.
Is het vreemd dat je, als je dit als boer meerdere keren hebt meegemaakt, er moeite mee hebt dat er natuurliefhebbers van buitenaf komen die beweren dat het Reestal moet blijven zoals het is? In de tijd dat ik op de boerderij werkte, hadden wij allemaal een weerstand tegen mensen die van buiten het gebied wel even zouden vertellen hoe het moest of juist niet moest met het Reestdal. Wij zagen de Reest vaak meer als een lastpost dan als brenger van vruchtbaarheid en welvaart.
Als er in die tijd geschikte machines waren geweest, dan denk ik dat het gebeid er nu heel anders had uitgezien. Veel van de hoge zandruggen zouden over de lager gelegen veenlanden heen zijn geschoven en daarmee zou het landschap een totaal ander karakter hebben gekregen. Incidenteel is het wel gebeurd, maar het werd al snel verboden, toen - in de zestiger jaren - aan de Drentse kant een zogeheten Reestvervangende waterleiding werd gegraven. Daardoor werd het overstromingsgevaar aanzienlijk geringer. Tegenwoordig komt in de zomer het land vrijwel niet meer onder water. Door andere werkmethoden en door schaalvergroting in de landbouw werd de afhankelijkheid van de hooilanden uit het Reestdal steeds geringer. Door deze ontwikkelingen groeide de bereidheid onder de boeren - zeker als er geen bedrijfsopvolging was - om hun gronden te verkopen aan enerzijds Het Drents en anderzijds Het Overijssels Landschap. Dat gebeurde dan onder het beding dat zij de gronden konden terughuren, maar zij waren dan wel gebonden aan allerlei gebruiksvoorschriften.
Op het moment dat ik deze regels schrijf, is het eind juli en ik zie dat grote stukken van het Reestland nog helemaal niet gemaaid zijn; er staat een bruinachtige massa van uitgebloeid gras. Vroeger zou de tweede snede van het gras al aan het maaien toe zijn geweest en zou alles er veel frisser en kleurrijker hebben uitgezien. Ik weet niet wat het beste is voor flora en fauna.
Wat ook is veranderd, is de mentaliteit onder de autochtone boerenbevolking. Waren we zo'n 50 jaar geleden nog bereid om met de trekker naar Assen of Zwolle af te reizen om te demonstreren voor een betere waterhuishouding, tegenwoordig ziet vrijwel iedereen wel in dat het gebied zodanig uniek is, dat het zonde zou zijn om hier grootscheepse veranderingen in aan te brengen.
In het volgende nummer zal ik u wat meer vertellen over de dagelijkse wederwaardigheden van plm. 50 jaar geleden. Ook wil ik dan uitweiden over de verbindingen over de rivier, de bruggen, die zo'n belangrijke rol vervullen in het leven van het gebied.