't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Een rijke stinkerd

door Jan Bolling

Bij het lezen van de titel zult u misschien meteen denken aan iemand die er warmpjes bijzit, iemand die veel geld heeft.
Je kunt rijke stinkerd ook letterlijk nemen; dan gaat het om iemand die rijk was en ook nog stinkt. Wat daarmee wordt bedoeld, ga ik hier uitleggen.

IJhorst als deel van Drenthe
De cartografen Jacob van Deventer en Gerard Mercator maakten in het midden van de 16e eeuw met hun kaarten van Noord-Nederland het kerspel de Wijk wel overzichtelijk. Ze tekenden namelijk IJhorst binnen de grenzen van "Drent", zoals het Olde Landschap toen werd genoemd. Welke waarde moet daaraan worden toegekend? Waarschijnlijk geen enkele, de cartografie was in die tijd nog niet erg ver ontwikkeld en grenzen werden vaak sterk gegeneraliseerd weergegeven; bovendien vielen zowel Drenthe als Overijssel, toen Oversticht geheten, onder de heerschappij van de bisschop van Utrecht en was de provinciegrens waarschijnlijk niet zo van belang. Op de kaart van Drenthe die Cornelis Pijnacker in 1634 in opdracht van het Drentse Landschapsbestuur maakte, staat IJhorst in Overijssel getekend en wordt de Reest als grens tussen beide provincies aangegeven.
Sinds onheuglijke tijden vormen de dorpen IJhorst en de Wijk één kerkelijke gemeente. Het ligt voor de hand om de Reest, als provinciale grens, aan te wijzen als obstakel dat een vereniging in burgerlijk bestuurlijke zin in de weg heeft gestaan. Wel moesten de inwoners van de Wijk de Reest oversteken om ter kerke te gaan en ook om hun doden te begraven.

Rheweg
Rheweg, ook wel geschreven als reeweg, is de weg waarlangs de doden naar hun laatste rustplaats werden vervoerd. In de Wijk hebben we te maken met een aantal van dat soort wegen die alle in de buurt waar nu de Kerkbrug ligt, bij elkaar komen. Vanuit het oosten kennen we de tegenwoordige Haalweidigerweg. Deze weg staat ook wel bekend als Doodijk en werd vroeger ook wel de Eemtener kerkweg genoemd. Deze weg diende niet alleen voor het vervoer van de doden maar deed ook dienst als verbindingsweg voor het overige verkeer tussen Haalweide en het dorp de Wijk, vroeger ook wel Westerwijk genoemd. Langs deze weg werden de doden uit de buurtschappen de Stapel, de Eemten, de Haalweide en Den Hof vervoerd naar de kerk. Vanuit de Oosterwijk en het Wijkerbroek gingen de begrafenisstoeten over de Oosterwijker weg. Opmerkelijk is dat het gewone verkeer tussen Den Hof en de Wijk vroeger gebruik maakte van de Haalweidigerweg; pas met de aanleg van de straatweg van Meppel naar Hoogeveen in 1857 kon men van Den Hof via de Oosterwijk naar de Wijk. Het vervoer van de doden uit het dorp de Wijk, Dickninge en de Schiphorst ging over de tegenwoordige Julianaweg.
Het vervoer van de overledenen tot aan de brug over de Reest moet niet al te veel problemen hebben gegeven omdat de wegen breed genoeg waren voor een paard en wagen. Bij de passage over de Reest werd het echter moeilijker, hier moest gebruik gemaakt worden van een hoog vonder dat te smal was voor paard en wagen. Vanaf deze plaats werd de lijkkist op een baar te voet naar de kerk gebracht. Het vonder was hoog, omdat op de Reest scheepvaart was en de platbodems, want daar zal het wel om zijn gegaan, onder de brug door moesten kunnen. Toen in 1648 het kerkvonder aan vernieuwing toe was, werd er een volledige brug gelegd waar passage met paard en wagen mogelijk was. Dat was niet alleen gemakkelijk voor begrafenisstoeten, die oude rechten hadden wat de passage aangaat, maar ook voor de bewoners van Overijssel die de brug gingen gebruiken om b.v. naar Meppel en Steenwijk te gaan en om hun vee over te drijven. De Overijsselsen hadden wel toegezegd om een deel van de bouw en het onderhoud te bekostigen, maar ze bleven wat dat betreft in gebreke. Zodoende werd er tol ingesteld. De landeigenaren over wier gronden de reewegen liepen en de bezitter van de havezathe Dunningen konden zich echter niet met de nieuwe situatie verenigen. Zij beklaagden zich bij de Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe, destijds het hoogste gezag in de provincie, en kregen gedaan dat de oude toestand wat de passage betreft werd hersteld, dus alleen begrafenisstoeten en kerkgangers over de Kerkbrug. Onrechtmatig gebruik van de brug werd met een flinke som beboet en het resultaat was dat ongeoorloofd verkeer meteen tot het verleden behoorde.
Toen de brug wederom aan vervanging toe was, werd weer gekozen voor een vonder. Rond 1830 moest dat vonder opnieuw plaatsmaken voor een brug die ook gebruikt kon worden om er met paard en wagen over te gaan, weliswaar tegen betaling van tol. Pas met de bestrating van de Kerkweg, nu Julianaweg, kwam de brug in onderhoud bij de gemeente de Wijk. De gemeente Staphorst droeg jaarlijks een subsidie bij en zo kwam er een einde aan de tolheffing voor de Kerkbrug.
Naast de genoemde reewegen waren er nog twee kerkpaden. Het ene liep van de Havixhorst via Dickninge, waar in de buurt van de huidige duiventil een vonder over de Reest lag; het andere vanuit de Wijk over de huidige Struuckweg en het verlengde daarvan naar de Kerkbrug.

Het begraven voor 1836
Vroeger werd men in of rondom de kerk begraven, als het kon zo dicht mogelijk bij het altaar omdat men dacht dat vanaf het altaar de heiligheid op de overledene zou stralen.
Het altaar, en in de kerken waar meerdere altaren zijn het hoofdaltaar, bevindt zich in het algemeen in de lengteas van de kerk en is gericht naar het oosten, de plaats waar de zon opkomt. De kerken werden in het verleden gebouwd in oost-west richting de zogenoemde heilige linie. Het koor bevindt zich dan in het oosten en als er sprake is van een toren, staat die aan de westkant. In de buurt van het altaar bevonden zich de duurste plaatsen. Daar lagen de rijken begraven die het meest voor hun graf hadden willen en kunnen betalen. Hoe verder van het altaar verwijderd, hoe goedkoper de graven werden. Doordat men geen graven ruimde, werd het in menige kerk overvol. Het begraven in de kerk gebeurde niet altijd even zorgvuldig, de stenen werden herhaaldelijk opgelicht en niet altijd even netjes weer teruggelegd; dat was door de verzakkingen in de vloer ook niet altijd goed mogelijk. De gevolgen konden naar zijn: vooral wanneer de weersomstandigheden daar aanleiding toe gaven, hing er in de kerk een doordringende stank, óók uit de graven van de rijken kwam die onwelriekende geur, vandaar dat men sprak van een rijke stinkerd.
Om de geur voor de kerkgangers enigszins dragelijk te maken, zette de koster de deuren van de kerk voor de dienst wijd open. Ook het gebruik van wierook hielp tijdens de dienst om de lucht voor de kerkgangers enigszins dragelijk te maken.
Aan het eind van de 18e eeuw werd door de bevolkingstoename het ruimtegebrek in de kerk steeds nijpender en ook kwam er wat meer inzicht in het belang van hygiëne. Er gingen steeds meer stemmen op om het begraven in de kerk te verbieden en de begraafplaatsen buiten de kerk te brengen. Er bestonden trouwens al graven buiten de kerk. Dat kwam omdat het niet toegestaan was dat in de gewijde grond van de kerk zelf ongedoopte kinderen en zelfmoordenaars werden begraven.
Het begraven in de kerk heeft geduurd tot de Napoleontische tijd. De Franse keizer verbood het in 1804, maar toen de Fransen in 1813 Nederland weer moesten verlaten, werd het oude gebruik, dat zo sterk was geworteld in de Nederlandse uitvaartcultuur, weer ingevoerd. Pas in 1829 vaardigde koning Willem I opnieuw een verbod uit. Nieuwe begraafplaatsen moesten voortaan buiten de bebouwde kom worden aangelegd. Na 1829 werden alleen nog overledenen uit de Wijk in de kerk begraven als er sprake was van eigen graven, maar in 1836 werd ook dit voorrecht van regeringswege definitief verboden.

Grondtekening van de Kerk met grafsteden en gestoelten in de IJhorst (nummering begint links bovenin tekening):

  1. Een groeve of twee legersteden toebehorend aan de kerk
  2. Den Groten Oever
  3. R.W. Steenbergen
  4. Lamme Freriks
  5. Andries Snoek
  6. Bruggens van Ansen
  7. W.R. Steenbergen
  8. Jan Hendriks ter Hofstede
  9. Geuchien Warners
  10. J. en A. Holterman
  11. de Kerk
  12. Den Heer van den Pol
  13. De Weduwe Frens Wessels
  14. De Kerk
  15. Thele Lucas
  16. Luc. Ten Wolde
  17. Willem Dunning
  18. Klaas Jans Haalweide
  19. de Domine
  20. Harm Warners
  21. Luc. Ten Wolde
  22. Kl. Jans Haalweide
  23. Harm Warners
  24. J.W. Schiphorst
  25. J. van de Wetering
  26. de Erfgn.Strüük
  27. R.W. Nysingh
  28. Jan Ter Haar
  29. dezelvde
  30. de Erfgn. Strüük
  31. De Kerk
  32. De Kerk
  33. Jan Prikken
  34. Den Heer van Dunning
  35. dezelvde
  36. R.W. Steenbergen
  37. Den Heer van Dunning

  38. Dezen aldus ter requisitie van de Weledele Heren Advocaten M.Dassen en P.Hofstede door den ondergetekende geformeert, 28 mei 1790

    N. ten Wolde.

    Opmerking: De namen zijn overgenomen zonder correctie. De officiële spelling van het Nederlands dateert van 1804, voor die tijd waren er grote verschillen in schrijfwijze.
    De Heilige Linie loopt van beneden naar boven, boven is west.
    Links van 34 de grafkelder van 't Huis den Havixhorst.

De kerk in IJhorst
De kerk zoals die nu in IJhorst staat, dateert van 1823 maar al in 1292 wordt de kerk genoemd. De kerk van voor 1823 was kleiner dan de huidige. De kerk was gewijd aan de Heilige Nicolaas. Het schijnt dat bij de verplichte invoering van de kerkhervorming rond 1600 de parochianen van IJhorst-de Wijk niet in de voorste gelederen stonden om een hervormd predikant te benoemen. Pas in 1609 werd er een hervormde predikant benoemd. Wellicht had dit te maken met de aanwezigheid van het klooster te Dickninge en de grote invloed ervan op de bevolking; daarbij moet gedacht worden aan verplichtingen aan het klooster zoals pachten en renten.
In de tijd dat de kerk nog gebruikt werd als Rooms godshuis zal het altaar gestaan hebben aan de oostkant. De graven het dichtst bij het altaar waren het duurst, daar lagen de heren van Munster, die op de Havixhorst woonden en de Abten van het klooster Dickninge. Een eenzame zerk van Tecla van Monster - wellicht heette ze van Munster - die in 1652 is geboren èn overleden, getuigt nog van de voorname begraafplaats dichtbij de plek waar het altaar zich ooit bevond. Ook de sluitsteen van de grafkelder van de heren van de Havixhorst is nog aanwezig. Hij is bij de restauratie van de kerk verplaatst en bevindt zich nu in de zuid-oostelijke hoek van de kerk. De steen is bij het verplaatsen waarschijnlijk een halve slag gedraaid want het was gebruikelijk dat de tekst leesbaar was voor de lezer die met het gezicht naar het oosten was gericht. De tekst op deze steen is weliswaar langs de zijkant rondom geschreven, maar het wapen geeft aan wat de juiste richting van de steen is.

Algemene begraafplaats
In 1829 kreeg de Wijk de beschikking over een eigen begraafplaats. De gemeente kocht voor dit doel een stuk grond aan van Jan Schiphorst Haalweide aan de weg naar IJhorst op de Wijker es. Het stuk bouwland waar de begraafplaats werd aangelegd, heette de Woerte en was voordien in gebruik voor de vlasteelt.
De bereikbaarheid van de begraafplaats werd in 1878 aanzienlijk verbeterd doordat de weg naar IJhorst van bestrating werd voorzien. Het benodigde geld werd grotendeels door de inwoners van de Wijk in de vorm van vrijwillige bijdragen bijeengebracht. Zij zorgden ook voor het benodigde zand en het vervoer van de klinkers.
De begraafplaats bleek op een gegeven moment te klein en werd daarom in 1872 uitgebreid; dat zou later nog een aantal keren gebeuren.
Vaag kan men nog aan de grote beukenheggen aan de Julianaweg zien dat de begraafplaats vroeger 2 ingangen had, dat wil zeggen: men kon met een boog over de begraafplaats het ene hek in en het andere weer uit. Bij de bouw van de aula eind jaren zestig van de vorige eeuw is aan die toestand een einde gekomen. De aula gaf direct nadat hij gebouwd was, al stof tot discussie: hij bleek veel te klein te zijn voor het doel waarvoor hij was gebouwd. Hij wordt zelden gebruikt en dient voornamelijk als opslagplaats.
De Algemene Begraafplaats aan de Julianaweg was de enige algemene in de voormalige gemeente de Wijk. De begraafplaats bij de Nederlands Hervormde kerk in Koekange is van genoemde kerk. Tegenwoordig kan hier ieder die dat wil, begraven worden maar zo'n veertig jaar geleden kon men daar alleen begraven worden als men doop- of belijdend lid van de Ned. Hervormde gemeente in Koekange was. Het beheer van deze begraafplaats is in tegenstelling tot dat van de begraafplaatsen van de Wijk en IJhorst, die bij de burgerlijke gemeenten in beheer en onderhoud zijn, nog steeds in handen van de N-H gemeente in Koekange.

Tot besluit geef ik nog een tweetal opschriften, het ene, dat op een grafsteen in een kerk stond, luidt:

"Gij die dit leest op deze zerk
Gaat in zijn leven veel te kerk
Maar als gij dood zijt, blijf er uit
Gelijk hij dien dit graf besluit"

Het andere las ik op het hek van een begraafplaats in Frankrijk:
"Aujourd'hui nous, demain vous"
De vertaling ervan is: "Vandaag wij, morgen gij".

Bron:
Geschiedenis van de Wijk en Koekange - J. Poortman
Het vroegere Kerspel de Wijk - W. Koops
Tweestromenland - H. Gras.

Met dank aan: Roelie Paarhuis- Schipper, Hendrik Smits en Aaltienus Buiter.



*****