't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Oude boerderij herbergt mooie geschiedenis

't Ende in beeld

door Mirjam Barendsen

In het vorige nummer heeft u het een en ander over boerderij 't Ende in de Stapel kunnen lezen in een artikel van de hand van Popko de Jonge. Hierin gaf hij een levendig beeld van het leven op 't Ende in de afgelopen twee eeuwen. Zoals u daar ook uit heeft kunnen opmaken is de boerderij inmiddels in bezit van Stichting Het Drentse Landschap. Ze heeft het voorhuis verhuurd als particuliere woning. In het achterste gedeelte zijn een werkschuur, rayonkantoor en een informatiepunt gevestigd. Dat de boerderij een lange geschiedenis kende, was bekend. Als student Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen ben ik door de stichting gevraagd om deze geschiedenis te reconstrueren. Natuurlijk zal ik niet gaan herhalen wat Popko de Jonge reeds verteld heeft. Ik neem u zo ver mogelijk mee terug in de tijd en zal van daaruit toewerken naar aansluiting bij zijn informatie.

We beginnen in augustus 1458: een geschil tussen de abdij Dicninge en Reynolt en Roelof van den Cloestere over het vis- en jachtrecht in en bij de Reest wordt opgelost met een zestal bepalingen. Een van deze bepalingen is de volgende: beide partijen zullen 'visschen van de Yuhorsterbrugge stroomop tot aan den stal van Johan Alberts toe Stapel'. Over het algemeen is aangenomen dat met deze 'stal' een palingfuik van de toenmalige bewoner van 't Ende werd bedoeld. Op zich is dit wel logisch: vanaf de IJhorsterbrug is het stroomopwaarts richting 't Ende en bij 't Ende ligt sinds mensenheugenis een bruggetje: en bij bruggetjes werden meestal palingfuiken bevestigd. Ook genealogisch gezien is het mogelijk: van Johan Alberts toe Stapel komen we naar Jan Coertz ten Stapel, Wessel ten Stapel, Hendrik ten Stapel en dan Jan en Jan Hendriks ten Stapel. Deze laatste twee zijn zeer zeker bewoners van 't Ende geweest. Mevrouw de Jonge-van Weijdom Claterbos weet bovendien nog dat er palingfuiken bij het bruggetje bij 't Ende in het water lagen. Volgens haar moeder waren die gebaseerd op een oud visrecht. Dit maakt een verband natuurlijk erg aannemelijk.

Woeste grond
Jan en Jan Hendriks ten Stapel woonden in ieder geval in het begin van de 17e eeuw op 't Ende. Zij worden in 1606 genoemd als tiendplichtigen van het klooster Dicninge. In een belastingregister uit dezelfde periode is te lezen dat Jan en Jan Hendriks inmiddels ruim 7 hectare land ontgonnen hadden. Dertig jaar later is de boerderij inmiddels in bezit van Jan Willems ten Stapel, waarschijnlijk een kleinzoon van een van de 'Jannen'. Hij en zijn vader hebben zeker niet stil gezeten, want de hoeveelheid bezaaid land is aanzienlijk toegenomen. In 1646 is het totale landbezit bijna 18 hectare! Uit de grondschattingsregisters blijkt dat zij al een vrij gevarieerd bedrijf hadden opgebouwd. Ze waren voorzien van rogge-, haver-, hooi- en weideland, met daarnaast nog aardig wat woeste grond. De weidelanden lagen bij de Reest, dat wil zeggen de economisch zeer waardevolle 'Riestelanden'. In zekere zin was de basis van voorspoed reeds toen gelegd. Door de intensieve arbeid van de vroege bewoners van 't Ende zou het nageslacht in de daaropvolgende jaren steeds als een van de hoogst aangeslagenen in de belastingregisters terugkeren.

Grote boerderij
In het genoemde register van 1646 wordt ook de omvang van het huis en de bijgebouwen genoemd. Het huis is dan '7 gebint wijt 24 voeten', met andere woorden, ongeveer de omvang die het huidige middengedeelte nu ook nog heeft. Wellicht zijn de gebinten van nu de gebinten die toendertijd door Jan Willems of zijn voorouders zijn opgericht. Uitsluitsel hierover wordt hopelijk nog gegeven. De bijgebouwen waren een schuur van drie gebinten en een schaapshok van dezelfde omvang. Later zou daar nog een 'turfschuire' bijgebouwd worden. Dat echter niet alles altijd gunstig verliep blijkt uit een akte uit 1680. Jan Willems leent als "voormomber" (voogd) van twee weeskinderen van wijlen Roelof Willems ten Cate en Hendrikje Hendriks 300 carolus-guldens. Hij betaalt hier vier procent rente over en de eerste terugbetaling dient in 1691 te verschijnen. 't Ende dient hierbij als onderpand. Toch groeien de bezittingen van de boerderij door, dus echt slecht zal het ze niet gegaan zijn. Veertig jaar later is de familie op 't Ende, inmiddels geleid door Lucas Teelen, ook van schuldenaar tot schuldeiser geworden: 'Bekenne ik Egbert Jans opregt en deugdelijk schuldig te wesen an de E. Lucas Telen een capitale somma van viertijnhondert gulden'. Deze Egbert Jans zal niet de enige zijn die geld van de 'edele' Lucas Teelen zal lenen. Nog enkele andere documenten geven aan dat er vaker een beroep is gedaan op Lucas Teelen. Ook de groei van de ontgonnen landerijen geeft aan dat het ze zeker niet slecht ging. Midden 18e eeuw heeft Lucas Teelen ruim 25 hectare land en 't Ende was daarmee een van de grootste boerderijen in de Stapel.

Bruidsschat
Dat 't Ende welvarend was mag nu wel duidelijk zijn geworden. Maar afgezien van zakelijke aangelegenheden zijn er ook meer persoonlijke bronnen die aardige anekdotes opleveren. Zo is in 1700 Alijt Jans ten Stapel, dochter van Jan Willems en Eghbertien Jans, die op 't Ende woonden, getrouwd met Frederick Geerts ten Heuvel. Willem Jans, broer van Alijt en toekomstige bewoner van 't Ende belooft zijn zuster het volgende: '…tot Stuijr van dit Houwelijck drieduisent vierhondert vijftich caroli gulden (…) met noch een kaste, een bedde, en de moeders silverwerck volgens de voorige accoort de andere kleederen naa Staatsgelegentheijt…' De gewoonte om zilver mee te geven met de bruid, zal ons niet vreemd voorkomen, maar een kast, bed of 'kleederen naa Staatsgelegentheijt'? In deze tijd tot ver in de 19e eeuw (en wellicht nog in de twintigste) was het meubilair echter een zeer belangrijk onderdeel van de bruidsschat. Vaak betrof het een 'kammenet', maar in vrijwel alle gevallen in ieder geval een bed. Zo wordt in dezelfde huwelijksakte een bed, kast en een koe (!) toegezegd aan de broers van Frederick, wanneer hij en Alijt na de dood van zijn vader de hele boedel erven. De 'kleederen' waarvan gesproken wordt betreft waarschijnlijk kleren die binnen de familie voor officiële gelegenheden werden gebruikt. Hierbij moet men denken aan bruiloften, begrafenissen en andere belangrijke gelegenheden.

Liefdesverklaring
De huwelijksakte heeft de eigenaardigheid, dat men van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om direct maar wat andere officiële zaken te regelen, nu men toch bij een overheidsbeamte was. Eghbertien Jans geeft namelijk gelijk haar testament weer. Daarin wordt geregeld dat haar oudste zoon Jan Willems alles erft: dat wil zeggen, alles wat ze nu bezit en voor haar dood nog verwerft. De overige kinderen worden 'uitgekocht'. Na deze bepaling gaat men gewoon weer verder met de bepalingen betreffende het huwelijk. Opvallend is daarbij dat de akte heel persoonlijk is opgezet. De bruidegom spreekt van 'mijn Liefe Bruijt' en de bruid van 'mijn liefe bruidegom'. Een andere huwelijksakte, van bijna een eeuw later, in april 1794, geeft een wat ander beeld. Eigenaar van 't Ende Lucas Willems, kleinzoon van de genoemde 'edele' Lucas Teelen, trouwt dan met Hilligje Lucas Steenbergen, een jongedame afkomstig uit een welvarende familie. De akte is sober opgezet. Het vangt aan met: 'ter eeren Gods en tot voorplantinge van het menschelijk geslagte (…) een houwlijk tussen Lucas Willems uit de Stapel en….' Het 'Lucas' in deze zin was zelfs per ongeluk 'Jan' geworden, een vergissing die te verklaren is, doordat de broer van Lucas, Jan Willems Stapel bij het huwelijk aanwezig was en nauwe banden met de kerk in Avereest onderhield. Waarschijnlijk had de dominee dagelijks meer met Jan dan met Lucas te maken. De rest van de akte bestaat uit vier opgesomde punten zonder enige trouw- of liefdesverklaringen.

Rijkdom
Een staat van inventaris uit 1792 geeft een heel precies beeld van de bezittingen van Lucas Willems. Zo had hij één ploeg, paarden- en boerengereedschappen, een karnemelkton, vier bedden met beddengoed, twee kasten en een klok. Ze konden ook een behoorlijk gezelschap te eten uitnodigen, want er waren maar liefst 12 tinnen en ook aarden schotels aanwezig. 't Ende was inmiddels een boerderij met vijf paarden, dertig koeien en honderd schapen. Daarnaast hielden zij negen varkens. Met zo'n aanzienlijke hoeveelheid vee is een knecht natuurlijk onmisbaar. We weten dat Lucas in deze periode Jan Soer als knecht aannam, maar deze werd binnen korte tijd vervangen door Albert Willems, die rond dertigjarige leeftijd op de boerderij kwam werken. In de lijst van de gewapende burgermacht van omstreeks 1800, waaruit deze gegevens komen, staat tevens dat er inmiddels één kind geboren is. Dit zal de toekomstige erfgenaam, Willem Lukas van 't Ende zijn geweest. Naast deze zoon werden er nog zes andere kinderen geboren, nog vier jongens en twee meisjes. De tweede zoon, Lukas Lukas Stapel, werd in huis genomen bij zijn kinderloze oom en tante Lukas Teelen Hoek en Aaltje Lukas Steenbergen. Deze woonden, zoals de naam doet vermoeden, op het welvarende erf De Hoek.

Zo zijn we inmiddels aangekomen bij waar Popko de Jonge is begonnen. Natuurlijk valt er eindeloos meer te vertellen over het dagelijks leven op de boerderij en de mensen die er gewoond hebben. Ook de ontginningsgeschiedenis en de geschiedenis van het erf zelf en haar relatie tot de Stapel zou hierbij betrokken moeten worden. Ik ben hier inmiddels volop ingedoken en ik kan u vertellen dat ik nooit beseft heb dat er over zo'n kleine buurschap zo veel te vertellen is! Voor nu houdt het hier echter op. Ik kan u natuurlijk ook niet te veel verklappen over de resultaten van het onderzoek. Anders heeft het Drentse Landschap u straks immers niets nieuws meer te vertellen!

Informatiecentrum 't Ende
Openingstijden:
  • november 2002 - maart 2003: zondags van 10.00 - 16.00 uur
  • april 2003 - oktober: dagelijks van 10.00 - 16.00 uur