Statistieken 1864 in het Reestdal

Veenderij

Het is niet nadelig, dat zoveel woeste gronden met veen bedekt zijn; de afgraving ervan als voorbereiding tot cultuur is op zich zelf reeds een bron van welvaart, omdat het veen schatten vertegenwoordigt. Hoewel de exploitatie van het veen in 1864 nog in de kinderschoenen staat, zijn toch de resultaten van de veenderijen reeds allerbelangrijkst, zoals uit de volgende tabellen volgt. De hoeveelheid turf die in Drenthe gedurende de laatste vijf jaren is afgegraven, de prijzen van de turf in diezelfde jaren en de hoeveelheid turf in 1863 afgegraven in elk van de gemeenten van Drenthe, en het Reestdal in het bijzonder.

De veenderij voorziet in de behoeften van duizenden arbeiders. Het aantal in de veenderijen werkzame personen bedroeg in Drenthe:

Jaar Aantal personen
1859
1860
1861
1862
1863
6434
6011
4755
6871
6728

Hieronder zijn begrepen de binnen- en buitenlandse arbeiders, alsmede de vrouwen en kinderen, die zich met het droogmaken van den turf bezig houden. In 1863 waren die arbeiders over de verschillende gemeenten van het Reestdal verdeeld, als volgt:

Gemeente Aantal arbeiders Aantal tonnen afgegraven
Hoogeveen
Ruinen
Ruinerwold
De Wijk
Zuidwolde
413
118
-
-
480
1,169.305
57.016
5.762
31.321
1,370.971

Wijze van afgraving

De turfgraverij wordt in Drenthe op weinige uitzonderingen na nog uitgeoefend als voor honderden jaren. Een vereiste is wel dat kanalen aanwezig moeten zijn. Ook zijn om het veen aan de snede te brengen enige voorbereidende, tamelijk kostbare werkzaamheden onontbeerlijk, met welke een geruime tijd gemoeid is. Ze betreffen voornamelijk het tot genoegzame droogte brengen van de veenlaag en het graven van wijken om de turf te kunnen afvoeren.
Men begint met een zogenaamde hoofdraai en rechthoekig hierop, op elke twee roeden (van 4 ellen) greppels uit te steken. Jaarlijks worden, als het veen daartoe droog genoeg is, die greppels een spit dieper gemaakt, totdat men de ondergrond is genaderd. Dan wordt de bovengrond, welke voor turf niet geschikt is, tot een diepte van twee à drie voet weggestoken, het veen aan wwerskanten van de hoofdgreppel op een geschikte breedte uitgegraven, de daarbij gestoken turf op het bovenveen gebracht en, als men op de ondergrond gekomen is, in dezen, uit het kanaal en op de zelfde diepte als dit een zijvaart of wijk aangelegd, op wier kanten de er uit komende specie wordt geborgen.
Met dit voorlopig werk is het veen aan de snede gebracht en wordt nu, naarmate van de meerdere of mindere hoogte er van, door grotere of kleinere ploegen van 2 tot 8 arbeiders geregeld afgegraven. Men is hierbij afhankelijk van het jaargetijde en van het weer; reeds in het begin van Juli moet men het werk staken, omdat later in het jaar gestoken turf niet meer voor de winter winddroog zou kunnen worden. Naarmate de afgraving voortgaat, wordt ook de wijk verlengd. Eerst ongeveer veertien dagen, nadat de turf gestoken en voorlopig rechtstandig op het bovenveen geplaatst is, zet men ze aan hopen of ringen om verder te drogen. In de winter wordt de plaats met aarde bedekt gehouden om het bevriezen van het veen te voorkomen. De afvoer geschiedt, als de droging geheel ten einde is en de waterstand in de kanalen de verscheping toelaat.
De steekturf wordt in drie soorten onderscheiden:

  1. De bovenste veenlagen, de grauwe, geven de lichtste en minste soort;
  2. De middelste, de zwarte, die beter is;
  3. De onderste, de blauwe en beste soort.

De prijzen van deze turf zijn, met inbegrip van accijns per dagwerk of 250 tonnen, als volgt:

Turfsoort 1859 1860 1861 1862 1863
Blauwe turf
Zwarte turf
Grauwe turf
ƒ35 à ƒ40
ƒ22 à ƒ30
ƒ11 à ƒ15
ƒ55
ƒ45
ƒ22
ƒ55
ƒ40 à ƒ45
ƒ20 à ƒ26
ƒ52
ƒ40 à ƒ43
ƒ18 à ƒ20
ƒ40
ƒ30 à ƒ32
ƒ14 à ƒ18

Behalve de turfstekerij bestaat er in Drenthe nog een wijze van turfbereiding, het zogenaamde baggelen uit veen, afkomstig uit hoge venen. De bewerking is zeer eenvoudig:
Men plaatst naast de put of kuil, waaruit men de turf graaft een vierkante bak, met een omtrek van 24 voeten Groninger maat, waarvan de opstaande zijden enigszins buitenwaarts hellen, en 1½ voet hoog zijn. De veen wordt in de bak geworpen, wordt gehakt en getreden, behoorlijk gemengd, en daarna over het land gespreid, ter dikte van 13 tot 16 Rijnlandse duimen. Na enige tijd te zijn uitgedroogd, wordt de uitgespreide veen van tijd tot tijd op trippen (kleine vierkante planken, die men onder de voeten bevestigt) betreden en dicht getrapt, om daarna te worden geriemd, gestreept en gestoken in zodanige vorm als men verkiest. Meestal bepaalt men zich hierbij echter tot de tegelvorm en de blokvorm. De tegelvormige turf heet baggelaar, de blokvormige sponturf.
In plaats van bovenbedoelde houten bak wordt ook wel de veenkuil zelf genomen, als men geen last heeft van te veel water.
Door gebrekkige droging heeft onze tegenwoordige turf een zeer grote omvang, is daardoor moeilijk te vervoeren, verbrokkelt lichtelijk en geeft veel vuil en roet. Alle die nadelige hoedanigheden kunnen door betere behandeling worden voorkomen.
Uit de enkele lage venen, die in Drenthe voorkomen, wordt op dezelfde wijze turf verkregen, als overal elders. Bij het maken van baggelaar en sponturf kon men zich overtuigen van het voordeel van een goede menging van de veenmassa. Deze overtuiging heeft den heer Rahder te Valkenheim bij Hoogeveen doen besluiten een stoommachine op te richten, ten einde de veenspecie daarmee nog beter te mengen. In deze machine wordt de veenstof tussen een soort van kammen zeer fijn gewreven en, met water aangemengd, tot een soort van brei gemaakt, waaruit de al te taaie vezels (het zogenaamde lok) tevens worden verwijderd.
De brei, die uit de machine te voorschijn komt, wordt in vormen (van inhoud gelijk aan gewone steekturven) opgevangen en daarna over het veld verspreid om te drogen en te beklinken, welk laatste in zo hoge mate het geval is, dat de eenmaal droge turf een hardheid en dichtheid verkrijgt die bijna gelijk is aan die van steenkool.
In Beieren zijn proeven genomen met een fabriek, om van het veen een brandstof te verkrijgen, geschikt om de steenkool in brandwaarde, verhitting, dichtheid en goedkoopheid te vervangen. Hoewel de venen in dat land, zowel in uitgestrektheid als in hoedanigheid, verre bij de onze achterstaan, kunnen de proeven als geslaagd beschouwd worden. De fabriek werkt onafhankelijk van weer en wind voort, en voorziet de meeste fabrieken en de spoorwegen van een brandstof, die in goedkoopheid en verhittingsvermogen de steenkool overtreft.
Worden die nieuwere uitvindingen ook in Drenthe algemeen ingevoerd, dan zal een grote stap voorwaarts zijn gedaan, en het laat zich aanzien, dat daarmee weldra zal worden aangevangen. In den loop van 1864 is de Nederlandse Veenmaatschappij opgericht, die ten doel heeft, de veenspecie na ze zo volkomen mogelijk machinaal gemengd te hebben, door samenpersen tot meerdere dichtheid te brengen. Deze maatschappij is voornemens ook te Smilde een fabriek tot vervaardiging van zodanige gecomprimeerde turf op te richten.