Rechterlijke Indeling, Politie en Gevangeniswezen
Al in 1395, toen Frederik van Blankenheim het oudste landrecht van Drenthe tot stand bracht, was de onafhankelijke uitoefening van de burgerlijke- en lijfstraffelijke rechtspleging opgedragen aan een college, bekend onder de naam van Loffelijke Etstoel. De leden er van, Etten genaamd, werden uit de landeigenaren gekozen, terwijl er een rechtsgeleerde, ouder de naam van raad en landschrijver aan toegevoegd was. De voorzitter van de Etstoel was de drost of, bij diens afwezigheid, de assessor-drost. De Etstoel vergaderde in de vorige eeuw gewoonlijk tweemaal in het jaar, en de rechtsdagen er van heetten lottingen.
Drenthe was oudtijds verdeeld in zes dingspillen, te weten: het dingspil Zuiderveld, het Beiler dingspil, het Dieverder dingspil, het Rolder dingspil, het dingspil Noordeveld en het dingspil Oostermoer. Elk van deze dingspillen was wederom verdeeld in karspelen (kerspelen, parochiën). Enige weken voor de vergadering van de Etstoel werd in ieder dingspil, op uitschrijving van de drost, een rechtsdag gehouden, dien men goorspraak noemde. Zij vormde een soort van rechtbank van eerste aanleg, en men kon van hare uitspraken bij de Etstoel appelleren. De rechtspraak over diaconie- , kerkelijke- , financiële- , domein- en andere publieke zaken werd na 1603 door het college van Gedeputeerde Staten uitgeoefend. In kleinere zaken spraken de schouten recht, bijgestaan door twee assessoren of getuigen, die de naam van keurnoten droegen.
Nog heden ten dage bevindt zich bij Ballo (een gehucht onder de gemeente Rolde) een laagte in de heide, de Ballerkule of Ballerkuil genaamd, welke door de volksoverlevering wordt aangewezen als de plaats, waar in vroegere eeuwen de Etstoel onder de blote hemel bij de klimmende zon zijn zittingen hield om recht te spreken. Deze plaats is in 1846, wegens de daaraan verbonden geschiedkundige herinneringen door de provincie aangekocht. Deze wijze van rechtspleging heeft stand gehouden tot 1792, niettegenstaande al de wisselingen van bestuur.
In dat jaar echter werd de Etstoel ontbonden en door een alleen uit rechtsgeleerden bestaand gerechtshof vervangen. Dit gerechtshof werd echter reeds bij de omwenteling van 1795 opgeheven en door een ander vervangen, waarbij, even als bij de oude Etstoel, alleen de minister of landschrijver rechtsgeleerde behoefde te zijn.
Doch ook deze regeling was van korte duur, daar Drenthe in 1798 tot een deel werd gemaakt van het departement van de Oude Ijssel, en als zodanig in rechtszaken onder het hof van Kampen kwam. In 1802 bekwam het weder een eigen uit rechtsgeleerden bestaand hof, dat tot 1810 in werking bleef.
Toen ons Vaderland bij het Franse rijk was ingelijfd, hield dit gerechtshof op te bestaan; Drenthe werd tot een arrondissement van de Wester Eems verklaard, en Assen kreeg een arrondissementsrechtbank, terwijl in vier kantons, Assen, Dalen, Hoogeveen en Meppel, een vredegerecht zitting hield. De criminele rechtsoefening werd onder Groningen gebracht.
Deze stand van zaken hield aan tot 1 Oktober 1838, het tijdstip van de invoering van de Nederlandse wetgeving. Het kanton Dalen werd toen opgeheven, en de gemeenten hiervan deels bij het kanton Assen, deels bij het kanton Hoogeveen gevoegd; de provincie bleef één arrondissement, waarschijnlijk het grootste van ons Vaderland.
In Assen werd een provinciaal gerechtshof gevestigd. De procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof van Drenthe is tevens waarnemend directeur van politie. De politie werd op 31 December 1863 uitgeoefend door 31 bezoldigde rijksveldwachters, 86 onbezoldigde rijksveldwachters, 38 gemeenteveldwachters en 49 politiebedienden en vaste nachtwakers. Jammer is het, dat zoowel de rijks- als de gemeentepolitie op vele plaatsen, maar vooral in de grote gemeenten, te zwak samengesteld schijnt te zijn, om overal en op alles een zo waakzaam oog te houden, als wel wenselijk geweest was.
Drenthe telt zes huizen van bewaring, te Meppel, Coevorden, Hoogeveen, Diever, Borger en Assen; de laatste plaats is verbonden met het huis van arrest en justitie. De huizen van bewaring te Assen, Hoogeveen en Meppel zijn kantonnale gevangenissen, terwijl die te Coevorden, Diever en Borger tot de zogenaamde passantenhuizen behoren, en de kantonnale gevangenis te Meppel ook hiervoor gebruikt wordt.
Het huis van arrest en justitie te Assen kan zonder opeenstapeling 88 personen bevatten; het heeft 7 vertrekken voor gemeenschappelijke en 37 cellen voor eenzame opsluiting. Er wordt onderricht gegeven door een bijzondere van rijkswege aangestelde onderwijzer.