't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

De geschiedenis van de duiventil

door Jenny Roze
Een aardige vrijetijdsbesteding is het houden van duiven. Meestal gaat het dan om postduiven of sierduiven. Minder vaak komt het voor dat men duiven op een til heeft en dat deze de hele dag vrij rond mogen vliegen. Bij een duiventil denken we meestal aan een sierlijk hokje, hoog geplaatst op een of meer palen om roofgedierte te weren. Het vrij rond laten vliegen is de oudste manier om duiven te houden. Vooral in Perzië en Egypte werden al vóór onze jaartelling duiven gehouden in torens en spelonken. Duiven houden in torens en tillen is ook al heel oud. In de Oudheid werd bij Oosterse volken de duif gezien als verbonden met het hogere. Wanneer in het Oosten langzamerhand andere godsbegrippen ontstaan, krijgt hij ook daarin een plaats. De duif werd voorgesteld als een reine, vrome vogel, zonder valsheid. Veel later verscheen de duif als zinnebeeld van de vrede.

Het nut van de duif

De vogels vlogen in groten getale vrij rond en zochten hun eigen voedsel. Mestwinning was waarschijnlijk het voordeel dat men ervan had. Bij het nut van de duiven mag ook het overbrengen van berichten niet worden vergeten. Toen Marco Polo in de 13e eeuw Peking bezocht, berichtte hij dat naar alle delen van het Chinese Rijk duiven uitvlogen als koeriers. Ook van Willem van Oranje en Napoleon is bekend dat zij bij hun militaire activiteiten postduiven gebruikten voor het overbrengen van berichten. Ook werden duiven geteeld voor de consumptie, denkt u maar aan de heerlijke duivenpasteitjes. De duif gold van oudsher ook als ziekenkost. Duivenvlees, -bloed en -lever werden gebruikt tegen o.a. gezwellen, struma, haaruitval en geelzucht. Zelfs de mest werd gebruikt als huismiddeltje. Vermengd met honing en om de hals gelegd verdreef het keelontsteking. Al in de vroege Middeleeuwen vond verdere verspreiding van de duivenslagen plaats over geheel West-Europa. (Een duivenslag is een hok met een voorziening waardoor de duiven er wel vrij in kunnen vliegen maar, eenmaal binnen, er niet meer uit kunnen). Het aantal duivenverblijven was, vermoedelijk ook in ons land, zeer groot.
De oudste nog bestaande duiventillen in ons land zijn de stenen torens uit de 16e en 17e eeuw. Er werden zowel ronde als vierkante torens gebouwd. De enige stenen til die Drenthe nu nog rijk is, staat in Roden op het landgoed Mensinge. Naast vrijstaande, werden ook duiventorens gebouwd als onderdeel van een huis. Er waren gebouwen die een duivenzolder hadden. In de topgevel waren dan vluchtgaten aangebracht. Het kwam ook voor dat er een rij vluchtgaten op het pannendak zat, een zogeheten gibbeflecht. De grote houten kasten op vier palen en met een zadeldak zijn echter algemener, ook in Drenthe.

Een heerlijk recht

Het oprichten van een duiventil en het in het bezit hebben van een vlucht duiven was vroeger niet zomaar aan eenieder toegestaan. Het was een zogenaamd 'heerlijk recht', hetgeen betekende dat het voorbehouden was aan de adel en aan de hoge geestelijken, voor zover die grootgrondbezitters waren. Er werd een landgoed van een bepaalde oppervlakte vereist. De bepalingen hieromtrent verschilden echter van gewest tot gewest. Anders dan in andere gewesten was dit recht in Drenthe geen heerlijk recht, waarschijnlijk met uitzondering van de Heerlijkheid Ruinen. Duiven werden hier gehouden om de mest en omwille van het aanzien. Ook de dominee had soms duiven, waarbij de til dan in het bezit was van de heren kerkvoogden.
Kende men in Drenthe dus zijn eigen regelingen, eind 18e eeuw veranderde dat. In 1789 werden namelijk de slavernij, de horigheid, de heerlijkheid, de exclusieve jachtrechten en het recht van duiventil afgeschaft. Dat betekende niet dat de tillen verdwenen, wel dat er voortaan aan het bezit ervan andere voorwaarden werden gesteld dan voorheen. De gewone burger mocht dus beslist niet zomaar een duiventil met een flink aantal duiven hebben; hoogstens een paar koerduifjes, maar ook dat werd soms niet toegestaan.
Dat de regels die voor het houden van een duiventil golden wel eens werden overtreden, zal niemand verbazen. Vroeger waren het de buren die alle strafbare feiten waarvan zij kennis droegen, moesten aangeven op de 'goorspraak' (een gerecht bij de drost, die dan recht sprak over de te behandelen zaken). Later waren het de opzieners der jacht die een oogje in het zeil hielden.
Sinds 1807 moesten volgens het jachtreglement alle aanwezige torens en tillen jaarlijks worden geregistreerd. Er waren toen 50 tillen in Drenthe. Pas met het van kracht worden van een nieuwe jachtwet in 1954 is deze registratie beëindigd.

De tillen in de oude gemeente de Wijk

Een van de oudste duiventillen van de Wijk was die van de havezate Havixhorst. Het goed bleef zeer lang in het bezit van de familie De Vos van Steenwijk. Oorspronkelijk had het huis een duivenzolder waarvan de vluchtgaten waren aangebracht in een topgevel. Toen de registratie in 1807 werd ingevoerd, maakte men gebruik van een duiventil op enige afstand van het huis. In de jaren 1811-1813 liet Reint Hendrik baron De Vos van Steenwijk het huidige huis Dickninge bouwen. De indruk bestaat dat van toen af de duiventil van de Havixhorst onder Dickninge viel. De familie De Vos van Steenwijk liet de til van Dickninge tot in 1941 registreren.
De havezate Dunningen had vanouds ook een duiventil. Dit goed werd in 1794 verkocht en het huis afgebroken. Bij deze verkoop werd het stuk land 'daar het duivenhok in staat met het bosje daar achter aan de Haalweiderdijk' verkocht. Het duivenhok zelf was niet onder deze verkoop begrepen. Wat de erfgenamen er mee gedaan hebben is niet bekend. Waarschijnlijk doordat er in de gemeente de Wijk veel weidegebied was, kwamen hier in verhouding tot elders in Drenthe de meeste duiventillen voor.
Ook bij de boerderij van Jan Luchies Steenbergen, op de Eemten, en bij die van W. ten Wolde, op Den Hof, behoorde een duiventil. De til van de Eemten werd alleen in het jaar 1814 geregistreerd en die van Den Hof enkel in 1807. Beide tillen zijn vermoedelijk spoedig daarna afgebroken.

Vanaf 1814 werd ook de til van Jacob Schiphorst Haalweide geregistreerd. In 1834 ging deze over op J. Schiphorst Haalweide en enige tijd later op diens erfgenamen. Na nog enkele jaren van registratie volgde ook hier de afbraak.
In 1807 werd er een duiventil geregistreerd bij W. Dunning. Deze overleed in 1819 in de Wijk. De daarop volgende registratie was op naam van Roelof Leferts Linde, die gehuwd was met Annigje Willems Dunning. Vervolgens ging de til over op Koop Schiphorst Haalweide. Deze verkocht de til op een gegeven moment aan Arend Arends Schoonvelde, maar die kreeg geen toestemming er ook duiven op te houden. De reden daarvan leest u hieronder.

Moeilijkheden door verplaatsing

Het verplaatsen van een duiventil kon de nodige problemen opleveren. Dat ondervond deze Arend Arends Schoonvelde. In 1860 verzocht hij te de Wijk registratie van een duiventil op Schoonvelde. Omdat hij niet als eigenaar van een til bekend stond, werd er informatie ingewonnen bij de burgemeester. Het bleek dat Schoonvelde ongeveer tien jaar daarvoor eigenaar was geworden van de til van Koop Schiphorst Haalweide, die hem tot dan toe altijd had laten registreren. De nieuwe eigenaar had de til op zijn eigen grond, in Noordwijk, neergezet; dat was op ongeveer 200 ellen verwijderd van zijn vorige standplaats en hij dacht voor die geringe verplaatsing geen toestemming nodig te hebben.

Er moest echter wel degelijk een nieuw verzoek worden ingediend. Het probleem was de vereiste kring van 1500 ellen grond rondom de til en de toestemming werd geweigerd. Wanneer er toch duiven op de til zouden worden gehouden, zou hiervan zo spoedig mogelijk melding moeten worden gedaan. De burgemeester verklaarde toen snel dat de til gedurende de zomer gesloten was geweest en dat er op dat moment slechts twee paar duiven aanwezig waren. Al met al had Schoonvelde geen plezier van zijn aankoop. Het bleek met recht een statussymbool zonder inhoud.

De duiven van de dominee

De kerkvoogdij van de Ned. Herv. Kerk te Koekange was ook in het bezit van een duiventil. In 1829 liet dominee C. Buning, die in 1798 in Koekange was gekomen, de til registreren. Daarna bleef registratie uit; dominee had geen duiven meer. Toen er een nieuwe dominee kwam, wilde deze weer met de duivenhouderij beginnen. Hij was echter niet op de hoogte van de verplichting tot registratie en dat had verstrekkende gevolgen. De kerkvoogden verzochten aan de Gouverneur dit in orde te maken; dat was niet eenvoudig: er moest zelfs een verzoek aan de koning gezonden worden. Uiteindelijk werd er na veel vijven en zessen een vergunning afgegeven, echter onder de voorwaarde dat het aantal duiven de 100 paar niet te boven zou gaan.
Jaren later zou de geschiedenis zich herhalen.
Ook dominee F.H. Germs wist niets van de registratieplicht toen hij in Koekange werd aangesteld. Na enige tijd maakte de opziener der jacht hem daarop opmerkzaam. Bij zijn benoeming had hij van de kerkvoogden een gespecificeerde opgave ontvangen van het traktement dat aan de plaats verbonden was. Op deze lijst kwam ook het gebruik van de duiventil voor. Niemand had hem tot dan hierin gehinderd. De dominee deed onderzoek teneinde de oorsprong en wettigheid van de til op te sporen. Het werd duidelijk dat er sinds onheuglijke tijden boven in de vorige pastorie duiven werden gehouden; en veel meer dan er op dat moment aanwezig waren.
Ook werd duidelijk dat bij een verbouwing van de pastorie in 1840 de kerkvoogden op verzoek van de toenmalige dominee een duiventil hadden gebouwd in de tuin. Men had echter die til niet laten registreren; ik laat in het midden of men het was vergeten of dat men het bewust had nagelaten. Ds. Germs was van mening dat hij geheel ter goeder trouw had gehandeld wat betreft het houden van duiven, maar omdat er zo lang niet was voldaan aan de registratieplicht èn omdat er voor de bouw ervan in 1840 niet eens de benodigde toestemming was gevraagd, bleef de provincie afwijzend: onder de bepalingen van de van kracht zijnde wet kon de til niet worden gelegaliseerd en moest dus zo snel mogelijk worden gesloten. Men heeft nog een herhaald verzoek ingediend voor slechts 20 paar duiven. Tevergeefs. Het schijnt dat men niet kon voldoen aan de bepaling van de wet wat betreft de omtrek van 1200 ellen. Er werd dus geen vergunning verstrekt en daarmee verspeelde de kerk van Koekange een recht dat zij waarschijnlijk enige eeuwen had gekoesterd.

Nieuwe duiventil

De originele duiventil van het landgoed Dickninge is in 1943 door de Duitse bezetter vernietigd, omdat deze bang was dat het verzet de duiven zou gebruiken voor berichtgeving. In 1994 werd er een nieuwe til geplaatst. De bouw is een initiatief geweest van de Lionsclub Meppel-Zuidwest-Drenthe. Leerlingen van de Vereniging Samenwerkingsverband Praktijkopleidingen Bouw hebben in de werkplaats van de Klinge in Ruinen aan de hand van tekeningen van Monumentenzorg de vroegere til als bouwpakket nagebouwd. Daarna is hij geplaatst op bijna dezelfde plek waar vroeger de duiventil stond. De leden van de Lionsclub droegen daarna zorg voor de verdere afwerking, zoals dakpannen leggen, lood aanbrengen en schilderen. Sindsdien is het een sieraad in het landschap.

*****


Bronnen:
Duiventillen in Drenthe - H.M.Luning
Geschiedenis van De Wijk - J. Poortman
Meppeler Courant