't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Dorsen met Bruinemeier

door Hendrik Veeningen

In dit artikel wil ik u iets vertellen over het dorsen van koren bij de boeren en in het bijzonder over de dorsmachine van Jan Bruinemeier in de Wijk. Vroeger was het dorsen een arbeidsintensief karwei op de boerderij, dat met name in de wintermaanden gedaan werd. Het was handwerk en gebeurde met een dorsvlegel, waarmee de korrels uit de korenaren werden geslagen; het koren werd hiervoor uitgestrooid op een houten schot dat ook wel de dorsvloer werd genoemd.


Toen zo'n 100 jaar geleden de mechanisatie voorzichtig op gang kwam, ging men natuurlijk ook zoeken naar een mogelijkheid om het dorsen te mechaniseren. De eerste dorsmachines werden ook wel rosmolens genoemd; dit kwam doordat ze met paardenkracht werden aangedreven.
Het paard liep buiten in een tredmolen en deze dreef door een aandrijfas de dorsmachine aan die op de deel was opgesteld.
Overigens was een rosmolen alleen een privilege van de grote boeren, de kleine bleven nog lang handmatig dit werk doen.
Met de komst van de verbrandingsmotor en dus ook de eerste trekkers kreeg men de mogelijkheid om een mobiele dorsmachine te maken, die in principe op elke boerderij gebruikt kon worden.
Vooral in streken van ons land waar veel akkerbouw was, zoals in Noord-Groningen en de Veenkoloniën schaften veel boeren zelf een dorsmachine aan. Hier in Zuidwest-Drenthe, waar het merendeel van de boerenbedrijven gemengde familiebedrijven waren, was het areaal koren meestal niet groot genoeg om een dorsmachine rendabel te kunnen maken. Soms werden er coöperaties of dorsverenigingen opgericht, maar meestal waren het loondorsbedrijven die dit werk gingen doen. Vaak kocht de plaatselijke smid of loonwerker zo'n machine en ging er in de wintermaanden de boer mee op.
Zo omstreeks 1920 begon in de Wijk en omgeving Jan Bruinemeier met zijn werk als loondorser; tot die tijd was hij postbode geweest.
De vader van Jan Bruinemeier was smid in Duitsland en kwam zoals zoveel Duitsers in die tijd als zogenoemde hannekemaaier naar Nederland; zij maaiden in dagloon met de zeis het gras van de boeren, vooral in de Friese weidestreken. De naam Bruinemeier werd aangenomen toen de familie zich definitief in Nederland vestigde; in Duitsland heetten ze Brunink Mayer.
Jan Bruinemeier werd geboren op 14 augustus 1896 op het adres Dorpsstraat 16, waar hij ook zijn hele lange leven van 94 jaar heeft gewoond.
Van de boerderij die zij hadden kon de familie niet leven, zodat allerlei werkzaamheden erbij werden gedaan om aan de kost te komen. Diepploegen, grasmaaien en loondorsen waren de voornaamste bezigheden.
Het dorsseizoen begon vrijwel direct na de oogst van het graan, zo eind juli, begin augustus. Vooral de kleinere boeren met weinig koren gingen met paard en wagen naar Bruinemeier om het koren aan de Blinkweg, waar een schuur stond, te laten dorsen. Later in het seizoen waren de boeren aan de beurt die hun koren in eigen schuren of aan mijten hadden opgetast.
De eerste trekker had nog geen luchtbanden maar ijzeren wielen met uitstekende punten; wilde men hiermede op de openbare weg dan moesten speciale hoepels worden aangebracht om het wegdek niet te beschadigen. Hier werd trouwens nog wel eens de hand mee gelicht, vooral als de afstand naar een volgende boer niet zo groot was.
Het personeel bestond uit een machinist (Bruinemeier zelf) en een instopper, deze man zorgde ervoor dat het koren gelijkmatig werd ingevoerd in de machine om verstopping te voorkomen. De resterende werkzaamheden moest de desbetreffende boer met familie en buren zelf verzorgen. Het werk begon 's morgens om 7 uur en ging de hele dag door.
Niet alleen de boer had het druk maar ook de boerin, want het was gewoonte dat iedereen die meehielp en ook de machinist en de instopper, de kost toe had. Meestal werd een grote pan stamppot gemaakt.
Over het algemeen was het goed eten bij de boeren, maar bij sommigen was de kwaliteit niet altijd even goed en soms liet ook de hygiëne wel wat te wensen over. Er verdween zodoende wel eens etenswaar op een andere manier dan door de magen van de dorsers.
Overigens was het dorsen ook een heel belangrijk sociaal gebeuren. Doordat vrijwel de hele buurt mee moest helpen, had men veel contact met elkaar en werden de laatste nieuwtjes en roddels uitgewisseld.
De kinderen uit de buurt vermaakten zich ondertussen opperbest, vooral de kafhoop was een geliefd speelobject. Als de laatste laag van het koren vrijkwam, deed iedereen zijn best om de vele muizen die zich in het stro genesteld hadden, te vangen.
Tegen het einde van de oorlog was er niet altijd voldoende brandstof voor de trekker beschikbaar, maar er moest toch gedorst worden. De boeren zelf vervoerden de dorsmachine van de ene boerderij naar de andere; de machine zelf werd aangedreven door een elektromotor. Daarvoor had men krachtstroom nodig, maar lang niet iedereen had daarover de beschikking.
Er werd dan een aantal connectoren met een speciale haak over de draden van het openbare elektriciteitsnet geworpen en zodoende kon men stroom aftappen. Er zal ongetwijfeld iemand van het stroombedrijf aan te pas gekomen zijn om een meter te plaatsen, teneinde de gebruikte stroom in rekening te kunnen brengen.
Soms werd ook gebruik gemaakt van een stationaire gasgenerator, die werd gestookt met hout of turf, want nog lang niet alle boerderijen waren aangesloten op het elektriciteitsnetwerk.
Op het laatst van de oorlog was er niet alleen gebrek aan brandstof, maar o.a. ook aan touw dat nodig was voor het weer tot bossen binden van het stro, nadat er gedorst was. De machine (binder) die dit deed kon men niet gebruiken en het stro moest dan vanuit de dorsmachine handmatig tot bossen worden gebonden. Ik kan mij dit zelf nog herinneren van bij ons op de boerderij. Meestal werd het door de vrouwen uit de buurt gedaan.
In de oorlog moest bijgehouden worden hoeveel graan er gedorst werd, in verband met de voedseldistributie. Daarvoor was er altijd een controleur van de overheid aanwezig.
De dorsmachine was ook vaak oorzaak van ongelukken en bijna- ongelukken. Het was een wirwar van drijfriemen die onbeschermd waren en met name bij het instoppen zijn door onvoorzichtigheid en roekeloosheid vele ernstige, soms dodelijke ongelukken gebeurd; voor zover wij na kunnen gaan evenwel nooit met de machine van Bruinemeier.
Bruinemeier zelf was nogal een driftig mannetje en daardoor heeft hij tijdens het vervoer van de dorsmachine wel veel ongelukjes gehad, zoals omver gereden hoekpalen en zelfs is hij in Ruinerwold bijna door een brug gezakt, omdat hij dacht dat deze het gevaarte makkelijk kon dragen. Ondanks waarschuwingen van zijn schoonzoon Herman Drost gaf Bruinemeier de trekker vol gas en toen het hele spul aan de overkant was, lag de brug in het water. Hoe hij de terugweg gemaakt heeft, vermeldt de geschiedenis niet.
Hij was overigens niet de enige in deze omgeving die met de dorsmachine op pad ging; in de Wijk waren verder nog Jaap Talen en Albert Koster actief en in Koekange Smink.
Men had geen vaste klantenkring en de concurrentie was dan ook behoorlijk. Vanaf de zestiger jaren werd het een stuk minder met het werk. Allereerst gingen de boeren steeds minder koren verbouwen en verder maakte de opkomst van de maaidorser in de zeventiger jaren een eind aan het loondorsen bij de boeren aan huis.
De dorsmachine kwam werkeloos in de schuur aan de Blinkweg te staan en later zelfs onbeheerd buiten op het veld. Hierdoor kon het gebeuren dat in een oudejaarsnacht de plaatselijke jeugd het idee opvatte om de machine maar eens van plaats te veranderen, indachtig het bekende oudejaarsslepen. De bedoeling was dat de dorsmachine gestald zou worden voor het gemeentehuis, maar zover is het niet gekomen, want toen de stoet was aangekomen midden op de Dorpsstraat, greep de politie in en gebood de jongelui de machine op z'n plek terug te zetten.
Niet lange tijd daarna is de dorsmachine van Bruinemeier aan brandstichting ten prooi gevallen en daarmee is er een roemloos einde gekomen aan een tijdperk van plm. 50 jaar, waarin de dorsmachine op het platteland een belangrijke rol heeft gespeeld, zowel in economisch als in sociaal opzicht.
Jan Bruinemeier overleed in het jaar 1988, zijn dochter vertelde dat velen tegen haar vader gezegd hadden: "Brunemeier, ie wordt niet old", omdat het werken met de dorsmachine door het vele stof natuurlijk niet zo gezond was. Niettemin bereikte Jan Bruinemeier de hoge leeftijd van bijna 94 jaar.

Met dank aan de informatie geleverd door de familie Drost- Bruinemeier.

*****