't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Het armenwezen


De armenhuizen in vroeger dagen
Zowel in de katholieke als in de protestantse tijd was de zorg voor de behoeftigen vanzelfsprekend. De IJhorster kerk bestond uit twee kerspelen, in beide delen was de indeling gelijk. Er waren twee soorten van verzorging; één door de diaconie en één door de armvoogden. De diakenen, één uit elk gemeentedeel, zorgden voor inkomsten door de collecten bij de kerkdiensten, avondmaal en doop. De diakenen verdeelden de opbrengsten uit deze collectes gelijkelijk onder IJhorst en De Wijk. De geofferde bedragen werden als weekgeld aan de behoeftigen uitgedeeld. De armvoogdij in De Wijk daarentegen had bezittingen en eigen inkomsten; een boerderij in de Haalweide, zelfs een paar huizen in het dorp, enkele akkers bouwland, enige pachten en rente van een kapitaal. Huren en inkomsten werden aangevuld met het 'oortjesgeld', een soort belasting bij verkoop van publieke verpachtingen. In 1621 stonden Ridderschap en Eigenerfden 10 mud rogge toe uit de opbrengsten van het stift Dickninge, gezien de grote behoeftigheid in het dorp. In 1839 hield het afzonderlijk college van armvoogden op te bestaan en regelden de diakenen alles. Toch zal het voor de armen uit die tijd een zeer zware gang geweest zijn voor ze naar de diakenen gingen om ondersteuning. Vooral in Koekangerveld gingen de armen vaak tot het alleruiterste en leden grote honger.

Uitkering in natura
Zelfstandig wonende armen werden op diverse manieren ondersteund. Soms kon de diaconie volstaan met het vergoeden van de huishuur. Wanneer het vergoeden van de huishuur of het beschikbaar stellen van een vrije woning niet voldoende was, kreeg men nog een uitkering in geld of in natura. In natura werden vaak etenswaren uitgedeeld, zoals brood, meel of rogge, boekweit, aardappelen, melk en olie. Naast etenswaren werden bedeelden ook voorzien van kleding. Ook werd brandstof, in de vorm van turf, verstrekt. In ruil voor al deze vormen van steun werd wel verwacht dat de bedeelden hun beste beentje voorzetten en zoveel mogelijk probeerden te werken.

Armhuisjes
Voor armen die niet (langer) zelfstandig konden wonen waren er zowel in Koekange als in De Wijk armhuisjes. Koekange had er in 1654 en in 1754 drie, De Wijk telde er eind 18e eeuw vier. In De Wijk zelf stonden toen 3 armenhuizen. Bij de Wetering stond een armhuis dat in 1742 'het Pannetje Vet' genoemd werd. Het werd ooit gebouwd door de armvoogden.
In de Oosterwijk had men tegen het einde van de 18e eeuw lange tijd een soort armhuis voor gebrekkigen en weeskinderen. Aan de Dorpsstraat heeft ook nog een tijd een armhuisje gestaan, dit werd in 1849 afgebroken om plaats te maken voor de bouw van een nieuwe school.
Ook waren er huisjes, die aan de armen verhuurd werden. Op het Hoge Veld was een woning, waarin 6 gezinnen waren ondergebracht. Die huisvestingen werden barakken genoemd, omdat ze wegens onzindelijkheid van de bewoners een slechte naam hadden. In 1841 werd het afgebroken en werd aan de westkant van de tegenwoordige Postweg, hoek Dorpsstraat (nu woning van mevr. Wolting) een nieuw armhuis gebouwd met 8 kamers. In deze kamers vonden gemiddeld vijf tot tien personen onderdak.

Drama
In dit armhuis speelde zich in 1845 een drama af. Het was de toen geruchtmakende vergiftigingsaffaire van Hendrikje Geerts Meilofs Doelen. Ze vergiftigde met rattenkruid eerst haar man Aaldert Roelofs Mulder en vervolgens Grietje Everts Donker, de vrouw van Tymen Wijnand van Buren en diens dochtertje Evertje. Hoewel ze steeds ontkende schuldig te zijn werd zij toch gevangen gezet. Enige tijd later bekende ze echter de feiten. Hendrikje stierf in de gevangenis.

Betere omstandigheden
In 1866 werd dit armhuis verkocht en werd op Noordwijk een nieuw en beter 'armwerkhuis annex boerderij' gebouwd. De huisvesting en verzorging was er uitstekend. Armvader Otte Jansen en zijn vrouw Jantien Withaar werden rond de eeuwwisseling geroemd.

Voormalig armwerkhuis in 1961
Het verblijf in het armwerkhuis was voor de meesten tijdelijk en na hun vertrek namen anderen hun plaats weer in. Ook waren er enkele 'vaste' bewoners zoals oude, zieke en gebrekkige mensen. Een bekend figuur in het huis was toen de blinde Wolter Donker, die prachtig ocarina (uit klei gebakken of metalen bolvormig blaasinstrument, red.) en trompet kon spelen en in de stille zomeravonden mijlenver te horen was.
Door de veranderde omstandigheden en betere sociale voorzieningen, was dit tehuis niet meer nodig. De laatste armvader/moeder waren dhr. en mevr. Broekhuizen. In 1960 werd het huis verkocht aan de familie Westerbeek.
Het is nog vermeldenswaardig dat de lijkkoets jarenlang, in een aan de noordkant aangebouwd gedeelte, in het armhuis gestald is geweest. Deze was, evenals het armhuis, van de diaconie van de Ned. Herv. Kerk.


Bronnen: Geschiedenis van De Wijk J. Poortman en Meppeler Courant.

Jenny Roze